Hoe ga je van ‘Facebook-initiatief’ naar een stichting met onderzoekspublicaties en een landelijk vrijwilligersnetwerk? Stichting Islamofobie deed het allemaal in een paar jaar tijd. Recent haalde de stichting zelfs de internationale media met het zwartboek ‘boerkaverbod’. In deze driedelige serie spraken wij met oprichtster, activist en onderzoekster Ibtissam Abaâziz. In het tweede deel vertelt ze ons over haar beweegredenen om een stichting op te zetten.  

Door: Tirza Drent

Waarom zijn jullie begonnen met de Stichting Meld Islamofobie?

Op januari 2015 vond de aanslag op Charlie Hebdo plaats. Het werd snel duidelijk dat de daders een islamitische achtergrond hadden. Wij, mijn collega’s en ik, hadden eerder gezien wat de aanslagen op 9/11 voor gevolg hadden in Nederland: een golf van geweld en bedreigingen, een onveilige sfeer waarin vooral moslims doelwit werden. In januari 2015 realiseerden we  al snel ‘dit gaat opnieuw gebeuren’. Helaas werd er op dat moment niet veel gedaan tegen moslimdiscriminatie. De politiek erkende het niet als probleem, de registratie van moslimdiscriminatie liet te wensen over en antidiscriminatiebureaus en de politie registreerden moslimdiscriminatie niet. Er miste een punt waar alles samen kwam en waar geluiden van wat mensen meemaakte gebundeld konden worden. 

Stichting Meld Islamofobie was geboren. Hoe gingen jullie start?

We begonnen laagdrempelig met een Facebookpagina. De pagina gebruikten we als platform waar mensen terecht konden, maar ook om de buitenwereld wakker te schudden. De meldingen die we binnen kregen plaatsten we geanonimiseerd op onze Facebookpagina. Voor mensen met een islamitische achtergrond was het de plek om te zien: je bent niet de enige die dit meemaakt, het is niet normaal, je hoeft dit niet te accepteren en je kan er wel degelijk wat tegen doen. Voor we het wisten was er een stormloop aan meldingen. We hadden handen tekort om alle berichten die we kregen te verwerken. We wilden meer doen met de vele meldingen, dus besloten we ze te bundelden in een rapport. Het doel daarvan was om inzichtelijk te maken waar burgers met een islamitische achtergrond meemaken en hoe ernstig en heftig islamofobie kan zijn. 

Deze publicatie droeg ook bij aan onze bekendheid. We ontvingen media-aandacht, zowel nationaal als internationaal. Hierdoor werden we zichtbaarder en steeds vaker gevraagd om deel te nemen aan panels of te spreken op bijeenkomsten en demonstraties. 

Door de groeiende aandacht en interesse in ons werk wilde we ons initiatief ook verder valideren, door een stichting op te richten. Het probleem was dat wij helemaal geen middelen hadden. Daarom begonnen we een crowdfundingsactie om de notaris te bekostigen en ons te kunnen ontwikkelen. Dat lukte!

Inmiddels bestaan jullie vijf jaar. Wat is jullie aanpak?

Wij geloven in het mobiliseren van burgers door ze te inspireren en tools in de vorm van kennis te geven. Zo kunnen zij uiteindelijk zelf in actie komen. Om mensen te kunnen mobiliseren is er een duidelijk plan nodig. Waar ligt het probleem? En hoe kan je dat aanpakken? Hierin zijn wij laatste jaren gegroeid als kennis- en expertisecentrum dat eigen onderzoek doet aan de hand van de meldingen die wij krijgen. Onze methode is grounded, dus wat wij doen en zeggen komt voort uit de meldingen die we ontvangen. Die houden ons scherp, daardoor weten we wat er leeft en hoe islamofobie in de praktijk er concreet uit kan zien. 

Met deze aanpak proberen we het probleem van islamofobie inzichtelijk te maken. Wij hebben bijvoorbeeld een heel praktische definitie van islamofobie opgesteld. Daarnaast hebben we met verschillende rapporten de achterliggende oorzaken van islamofobie inzichtelijk gemaakt. We vinden de antwoorden op veel vragen in de bergen aan verzamelde data die we via ons platform binnenkrijgen. 

Wat zijn de belangrijkste punten uit die rapporten? 

Het eerste rapport ging over de genderdimensie van islamofobie. Wat bleek? In de meeste gevallen waren witte mannen de dader en moslima’s het slachtoffer. Even opvallend is dat de meeste meldingen overdag plaatsvonden; in publieke ruimte zoals op straat, maar ook in winkels of benzinepompen. Allemaal situaties waar vaak andere mensen getuige zijn. We concludeerden dat dit juist overdag plaatsvindt, omdat er een politiek en maatschappelijk klimaat is dat het legitimeert. Dat zie je bijvoorbeeld aan de verrechtsing in de politiek. Er worden nu dingen gezegd die veertig jaar geleden haast ondenkbaar waren. Dit blijkt ook uit ons laatste rapport, het Zwartboek, waarin we ons richten op de ervaringen sinds de invoering van de wet gezichtsbedekkende kleding. We zien dat die wet gebruikt wordt om bepaalde discriminatie praktijken te legitimeren. 

Wat doen jullie om de impact van jullie werk te vergroten? 

Vorig jaar toen het tweede rapport uitkwam hebben we via ons netwerk contact gezocht met Kamerleden. Maar naast het gesprek aangaan met politici maken wij ook gebruik van andere middelen. Er zijn genoeg andere manieren om zaken aan te kaarten, dat verschilt per casus. Voor sommige casussen verwijzen  we naar het College voor de Rechten van de Mens. Dat kan leiden tot  een interessant oordeel dat ook verandering teweeg brengt. Voor andere casussen is een publieke actie effectiever, om bijvoorbeeld meer draagvlak te creëren.

De afgelopen vijf jaar is jullie kennis en netwerk enorm gegroeid. Hebben jullie nog steeds hetzelfde doel?

De doelen zijn op zich nog steeds hetzelfde, maar de focus verschilt. Zo kwam uit ons eerste rapport dat het aantal aangiftes laag is onder moslims. Dus hebben we ons ook gericht op oorzaken van de lage meldingsbereidheid. Later merkten we dat niet alle zaken geschikt zijn voor een aangifte, maar wel weer gebruikt kunnen worden om op andere manieren vooruitgang te boeken. We willen ons ontwikkelen op basis van  wat er speelt. Islamofobie ontwikkelt zich ook met tijd; het kan niet zomaar worden ingekaderd. Om islamofobie te bestrijden moet je inspelen op de actualiteit.

Tot slot, wat voor uitdagingen ondervinden jullie als organisatie?

Natuurlijk hebben wij ook uitdagingen als organisatie. Op financieel vlak hebben we wel wat middelen, maar niet veel. We hebben voor wat we hier doen betaalde krachten nodig en dat is niet eenvoudig te realiseren. Het enige fonds waarvan we geld krijgen is nu Stichting Democratie en Media. Daarnaast zijn we bezig om donateurs te werven, wat gelukkig aardig lukt.

Benieuwd naar Meld Islamofobie? Kijk op de website en teken de petitie